Lokaladverbien ( Adverbien des Ortes) und Direktionaladverbien (Adverbien der Richtung)

Diese Gruppe von Adverbien beschreibt, wo sich jemand oder etwas befindet und in welche Richtung sich jemand oder etwas bewegt.

In der folgenden Tabelle finden Sie niederländische Adverbien, die beschreiben, wo sich jemand bzw. etwas befindet.

Lokaladverbien

Niederländisch Deutsch
boven oben
beneden unten
achter hinten
vooraan vorne
links links
rechts rechts
aan de binnenkant innen
aan de buitenkant außen
binnen drinnen
buiten draußen
ergens irgendwo
nergens nirgendwo
overal überall
hier hier
daar da; dort
thuis zu Hause


Beispielsätze mit Lokaladverbien
In het huis rechts van ons wonen Pieter en Mathilde van der Meulen. Im Haus rechts von unserem wohnen Pieter und Mathilde van der Meulen.
Ik heb een vlek aan de binnenkant van mijn jas. Ich habe innen in meiner Jacke einen Fleck.
Ik kon Karen nergens vinden. Ich konnte Karen nirgends finden
De auto staat daar. Das Auto steht dort.


Um eine Richtung anzugeben bzw. um zu beschreiben, wohin sich jemand oder etwas bewegt, werden die oben genannten Adverbien des Ortes häufig mit den folgenden Adverbien verbunden bzw. ergänzt: naartoe, vandaan, naar, heen. Man kann diese Adverbien als einzelne Wörter nicht wirklich übersetzen, da sie ihre Bedeutung je nach Kombination mit einem Adverb des Ortes verändern.

Direktionaladverbien

Adverb Beispielsatz Deutsch
naar boven Mag ik jou kamer zien? - Daarvoor moeten we naar boven gaan. Darf ich dein Zimmer sehen? - Dazu müssen wir nach oben gehen.
naar links Als ik mijn hoofd naar links draai, doet het pijn. Wenn ich meinen Kopf nach links drehe, tut es weh.
naar buiten Laten we naar buiten gaan! Lass uns raus gehen!
naar huis Schat, ik wil langzaam aan naar huis. Schatz, ich möchte langsam nach Hause.
ergens naartoe/ergens heen Als je buiten het hotel domein ergens naartoe wilt gaan, moet je een auto huren. Wenn man außerhalb der Hotelanlage irgendwohin möchte, sollte man sich ein Auto mieten.
nergens naartoe Ik ga nergens naartoe. Ich gehe nirgendwohin.
hiernaartoe Zal ik naar jou komen of kom je liever hiernaartoe? Soll ich zu dir kommen oder möchtest du lieber hierher kommen?
daarnaartoe/daarheen Kunnen we niet later daarnaartoe gaan? Können wir nicht später dahin gehen?
ergens vandaan Deze pijn moet toch ergens vandaan komen! Diese Schmerzen müssen doch irgend woher kommen!
nergens vandaan In de zen meditatie kom je nergens vandaan en ga je nergens heen. In der Zen-Meditation kommt man von nirgendwo her und geht nirgendwo hin.
overal vandaan De wind scheen overal vandaan te komen. Der Wind schien von allen Seiten (von überall her) zu kommen.
hier vandaan Het dorligt ca. 35 km hiervandaan. Das Dorf liegt ca. 35 km von hier entfernt.
daarvandaan Ik was op vakantie in Frankrijk. Daarvandaan komt ook de goede wijn die ik vanavond meegebracht heb. Ich war in den Ferien in Frankreich. Daher kommt auch der gute Wein, den ich heute Abend mitgebracht habe.
nergens heen Ik kan met mijn woede nergens heen Ich kann nirgends hin mit meiner Wut.
hierheen He, Paul, schiet de bal hierheen! He, Paul, schieß den Ball hierher!


Um zu fragen „woher?“ oder „wohin?“, wird das jeweilige Adverb mit dem Interrogativadverbwaar“ verknüpft:

Die Bildung von Fragen mit Direktionaladverbien
waarvandaan? woher?
waarnaartoe?
waarheen?
wohin?

Achtung:
Waar kom je vandaan? Woher kommst du?
Waar ga je naartoe? Wohin gehst du?
Waar wil je heen? Wo willst du hin?

Kommen wir nun zu den Modaladverbien.


 

Inhaltsverzeichnis dieser Niederländisch-Grammatik:



 
 
Sprachenlernen24